Zielsbelang, een verantwoording
Mijn intellectuele held en historisch fenomenoloog Jan Hendrik van de Berg werd geboren bij een ijsfabriek en is opgegroeid bij een watertoren. Bij een watertoren woonde ook de hoogleraar op wiens werk ik afstudeerde op het thema van de (verdeelde) identiteit. Mijn fascinatie lag in het veranderen van wat tegelijkertijd gelijk blijft, zoals ijs in water kon veranderen maar ook omgekeerd. Dit volgens de eerste wet van de thermodynamica waarover van den Berg in zijn latere leven een beknopt maar fascinerend helder werk schreef. Wanneer je van warmte werk wilt maken, wordt er altijd van een hogere naar een lagere temperatuur wordt overgegaan. De tweede wet stelt aanvullend vast dat bij de omzetting van energie er sprake is van een deel van die energie dat in verstrooiing raakt. Daarom zal ons universum uiteindelijk een warmtedood sterven. Carlo Ravelli, kwantumzwaartekrachtswetenschapper, constateert dat deze tweede wet de enige natuurwet is die een tijdspijl in de natuur (verleden naar toekomst) aangeeft. In zijn boek “Het mysterie van de tijd” ontleedt hij onze tijdservaring tot het niveau van de kleinste deeltjes waaruit wij bestaan en op dat niveau bestaat tijd als richting en beweging niet. Op het niveau van de grotere verbanden waarin ik leef, kan ik dat toch moeilijk voorstellen.
Tijd ging mij mateloos interesseren. Ik raakte onder meer bevlogen door het werk van levensfilosoof Henri Bergson, die vaststelde dat de wetenschappelijke tijd was stilgezet, een voorwaarde voor technologische ontwikkeling, maar daarmee de doorleefde tijd uit het oog had verloren. Hij noemde die durée/duur waarmee de hele werkelijkheid, inclusief ons bestaan is doordrenkt; de werkelijkheid ervaren we eerst in de als subject (geheugen) en dan als object (materie) een voortdurende pendulerende beweging van het leven. Terecht kreeg hij de Nobelprijs voor Literatuur (omdat die van de filosofie niet bestond): hij kon prachtig schrijven.
Maar ook de realiteit van de tijdelijkheid van ons bestaan, ons Sein zum Tode zoals Heidegger dat uitdrukt en waar we fenomenologisch mee in betrekking staan, bleef mij fascineren. Er is een lichtheid en een zwaarte aan ons bestaan, een “ondraaglijke lichtheid van het bestaan” zoals mijn favoriete schrijver Milan Kundera dat uitdrukt in de titel van een van zijn boeken waar overigens een ontroerende mooie liefdevolle film is gemaakt.
Net als mijn held van den Berg wiens boeken konden uitdijen in de synchrone verbinding van van alles met van alles, heb ik in mijn jachtige, onrustige, zoekende leven, mijn energie verstrooid in zelfstudie van alles wat los en vast zat. In de beslotenheid van mijn kamer volgde ik een innerlijk spoor waarin ik van alles en nog wat met elkaar in verbinding bracht of in mij met elkaar verbonden raakte. Ik probeerde de essentie steeds te stollen in samenvattingen, maar keer op keer gleed die zand of liever gezegd stromend water door mijn vingers.
Ik boog uiteindelijk voor de wijsheid gelegen in de woorden van mijn geliefde uit zijn ziel zingende zanger Bram Vermeulen: Stenen, wolken, water, wind. Wie zoeken wil zal blijven zoeken, wie vinden wil die vindt” (Bram Vermeulen). Of fundamenteler nog aanvaardde ik dat “alles stroomt”.
Nu het vuur van mijn jeugd is afgekoeld kan ik met een helderder blik (terug)kijken en bewust worden van wat mij niet alleen had voortgedreven maar mij ook had doen verlangen. Een verloren en een gedroomde eenheid die in (geboorte)trauma was verstrikt – Mijn vader zei altijd dat ik vanaf het begin van mijn leven al dwars lag. En ja ik maakte het mij in een lange natrilling van deze aardbevende oorsprongservaring voortdurend moeilijker dan nodig. Het verlies van symbiose werd een gevoel van nutteloosheid en verlorenheid waaraan ik me melancholisch/nostalgisch vastklampte zolang ik nog niet de werkelijkheid van mijn autonome bestaan in het hier en nu kon omarmen. Dat is me uiteindelijk in overgave aan de liefde gelukt.
Zo vind ik nu manieren om mijn fascinatie vorm te geven in mijn werk als psychotherapeut en zoals Jacques Claes, een leerling van van den Berg het uitdrukt in mijn docentschap “te wijzen op het wonder”.
Van jongsaf had ik al de gave des Woords, die iets hogers uitdrukte dan mijzelf (groter dan mijn hart) en van daaruit noemde ik mijn onderneming later Zielsbelang – net als van den Berg halsstarrig tegen de seculiere tijdgeest in). Meer en meer vertrouw ik dat ik deel uitmaak van een groter en samenhangend geheel, zelfs daaruit besta. Onze hersenen leggen tenslotte verbindingen, vormen systemen, waaruit ons bewustzijn opstijgt als emergente eigenschap van dat geheel. Hoe raak ik afgestemd op hoe het geheel zich wil vormen en ontvouwen, hoe speel ik daarin als deel van dat geheel een eigen rol? Dat houdt me voortdurend voortduring bezig in mijn aandacht voor wat er in de relatie tussen mij en mijn cliënten en cursisten ontstaat. De tijd heeft mij als fascinerend fenomeen niet in de steek gelaten. Wat dat betreft heb ik me verzoend en kan ik me zelfs verheugen in mijn leven in tijdelijkheid – desalniettemin existentieel bang – zo mooi uitgedrukt in de woorden van Fernando Pessoa, die ik tenslotte wil delen:
Wanneer de lente komt
En als ik er niet meer ben
Zullen de bloemen net zo bloeien
en de bomen zullen niet minder groen zijn dan het vorige voorjaar
De werkelijkheid heeft mij niet nodig
Ik voel een enorme vreugde
Bij de gedachte dat mijn dood volstrekt onbelangrijk is
Als ik wist dat ik morgen zou sterven
En het was overmorgen lente,
Zou ik tevreden sterven, omdat het overmorgen lente is
Als dat haar tijd is, wanneer zou ze moeten komen, tenzij op haar tijd?
Ik houd ervan dat alles werkelijk is en alles zoals het moet zijn;
Daar houd ik van, omdat het zo zou wezen ook als ik er niet van hield.
Daarom, als ik nu sterf, sterf ik tevreden,
Want alles is werkelijk en alles is zoals het moet zijn.
Men mag Latijn bidden boven mijn kist, indien men wil.
Indien men wil, mag men rondom dansen en zingen.
Ik heb geen voorkeur voor wanneer ik toch geen voorkeur meer kan hebben
Dat wat zal zijn, wanneer het zijn zal, zal zijn dat wat het is.
(Fernando Pessoa, uit “Onverzamelde gedichten/De Hoeder van de Kudden”,
Arbeiderspers 2003 Vertaling August Willemsen)
Walter de Vries, Zielsbelang, Beek, 2 oktober 2024